VISIE
Meer kinderen in het bos! De kinderen van vandaag geraken stilaan vervreemd van bos en natuur. Ze spelen amper buiten, komen zelden of nooit in het bos en weten er slechts weinig over . De kloof tussen het kind en de directe natuur wordt steeds groter.

Nochtans zijn bossen een ideale speel- en leeromgeving voor kinderen. Zo blijken kinderen die vaak in bos en natuur spelen zowel geestelijk als lichamelijk gezonder. Ze hebben minder last van overgewicht of luchtwegeninfecties, ze ontwikkelen een betere motoriek en hebben meer uithoudingsvermogen. In het boek ‘Laatste kind in het bos’ brengt R. Louv het opgroeien zonder natuur zelfs in verband met stress, concentratiestoornissen en depressies ..

Spelen en leren in het bos en de natuur prikkelt de fantasie, stimuleert de creativiteit en ondernemingszin. De kinderen geraken ‘verwonderd’ en komen zelfstandig tot ontdekkingen en inzichten in ecologische relaties. Via ervaringsgericht leren en systeemdenken (link) krijgen ze inzicht in de complexe werkelijkheid.

Foto: Beeckman

EDO en systeemdenkenGoodPlanet Belgium en BOS+ willen de bos- en natuureducatie eens over een andere boeg gooien. Er is reeds heel wat educatief materiaal over bos en natuur beschikbaar, maar wij missen een zekere ‘samenhang’…

In het huidige analytische onderwijs hebben we de neiging om de werkelijkheid in stukjes te knippen. Door te fragmenteren en afzonderlijke leerinhouden te bestuderen, lijkt het ‘alsof’ we de werkelijkheid beter begrijpen. Zo is bijvoorbeeld een specialist iemand die heel veel weet van weinig… De opdeling in ‘vakken’ binnen het onderwijs heeft zeker z’n voordelen, maar er is weinig aandacht voor het ontwikkelen van inzicht in de samenhang tussen de verschillende onderdelen.

Educatie voor Duurzame Ontwikkeling , meer specifiek het systeemdenken, kan ons helpen om de complexe wereld rondom ons te begrijpen. Daarvoor zijn we genoodzaakt om interdisciplinair te leren. Zowel ecologische, economische, technologische, sociale, historische, culturele, religieuze en politieke aspecten hebben impact op onze samenleving, bovendien beïnvloeden ze elkaar. Daarnaast is ook de tijds-en ruimte dimensie van belang. De leerlingen leren dat de aarde slechts een beperkte draagkracht heeft en dat ons huidige gedrag gevolgen kan hebben voor later en/of elders ter wereld.

Bij het ontwikkelen van deze leerlijn houden wij in de mate van het mogelijke rekening met de principes van EDO. Naast het aanreiken van deze nieuwe interdisciplinaire kennis, trachten we het systeemdenken te bevorderen en ruimte te voorzien voor waardenontwikkeling en emoties. De leerlingen, die stuk voor stuk deel uitmaken van deze complexe werkelijkheid, worden op die manier aangezet om zelf een actieve rol te spelen (actiegericht).

Met deze specifieke vorm van educatie hopen wij de betrokkenheid en interesse van kinderen ten opzichte van bos en natuur terug te vergroten. Dit gebeurt zowel door het verwerven van kennis en het inoefenen van vaardigheden als door spel en beleving. Exploratie en onderzoek dóór de leerlingen zelf staat voor ons centraal.

Foto: Liza Romeijn-Peeters

Wat is nu…

EDO? EDO betekent ‘leren denken over en werken aan een leefbare wereld, nu en in de toekomst, voor onszelf en voor anderen, hier en elders op de planeet.

Systeemdenken? Een manier van kijken naar de werkelijkheid die kan ons helpen om de complexe wereld rondom ons beter te begrijpen.

Mijnheer de boseigenaar Hoe zoek je een bospeter of –meter voor je school? Een belangrijke partner binnen dit project is de boseigenaar. Hij (of zij natuurlijk) stelt zijn bos open voor de kinderen, en kan zo ‘bospeter’ of ‘bosmeter’ van de klas worden.

Waarom een bospeter of bosmeter Vaak hebben boseigenaars in hun kindertijd zelf veel contact gehad met bos en natuur. Ze aanschouwen de manier waarop kinderen vandaag opgroeien, omgeven door muren en beton, en betreuren deze tendens. Dit schrille contrast met hun eigen jeugd is een grote bekommernis van de boseigenaars.

Bovendien is bos de passie van veel boseigenaars, en vertellen ze er maar al te graag over. Ze kennen het bos als hun broekzak en kunnen heel wat interessanteweetjes vertellen. Deze meerwaarde kan leerkrachten helpen een middag in het bos nóg interessanter te maken. De bospeter (of meter) ‘personaliseert’ het bos, de kinderen hebben een rechtstreeks aanspreekpunt en vaak spreekt het tot de verbeelding. Wil niet iedereen graag een bos om hele dagen in te kunnen spelen?

Veel van onze activiteiten dragen het icoontje ‘bospeter’. Dit wil zeggen dat je voor deze activiteiten expliciet de toestemming nodig hebt van de eigenaar van het bos, of dat extra kennis over het bos van pas kan komen. Soms is er een specifieke rol weggelegd voor de bospeter in het spel.

klas zkt bos om te spln Maar hoe vind je nu zo’n bospeter? Of een bos om met je klas in je spelen? Er zijn verschillende manieren hoe je in contact kan komen met privé-boseigenaren.
  1. Ouders of grootouders van leerlingen. Doe eens een rondvraag bij de kinderen uit je klas. Het is niet onwaarschijnlijk dat de ouders of grootouders van een van je leerlingen (of je collega’s) een bos bezitten in de buurt van je school! Hen kan je heel gemakkelijk aanspreken en overtuigen om hun bos, dat misschien geen openbaar bos is, open te stellen voor je klas. Als ze ook nog eens bospeter of bosmeter willen worden is het helemaal handig. Vaak laten de eigenaars niet graag ‘vreemden’ in hun bos, zonder dat ze er zelf bij zijn. En als je hen actief kan betrekken bij de activiteiten, zo veel te beter!
  2. Via de gemeente. Doe navraag bij de milieu- of groenambtenaar van je gemeente. Misschien kennen zij wel boseigenaren die bereid zouden zijn om hun bos open te stellen?
  3. Via de bosgroepen. In Vlaanderen zijn er 19 verschillende Bosgroepen. Zij ondersteunen boseigenaren bij het beheer en onderhoud van hun bos. Zo’n 9000 boseigenaren zijn lid van de bosgroep. En dat worden er elke dag meer. Op hun website www.bosgroepen.be vind je de contactgegevens van de £Bosgroep in je buurt. Zij kunnen je zeker en vast helpen!
  4. Bosgidsen of natuurouders. Vind je geen boseigenaar, of is deze wel bereid om zijn bos open te stellen, maar is kinderen begeleiden niet echt zijn ding, kan je ook steeds bosgidsen of natuurouders aanspreken. Veel streken hebben gidsengroepen of misschien is een van de grootouders van je leerlingen wel een boskenner? Spreek hen zeker aan, ook zij zijn meestal enthousiast om je activiteit mee te begeleiden.
Als er geen privé-bos in de buurt is, kan je ook steeds in openbare domeinen spelen. Vaak zijn deze goed bereikbaar via veilige fietspaden of met het openbaar vervoer. Let wel op! Sommige domeinen zijn heel kwetsbaar. Daar mag je niet van de paden afwijken of veel lawaai maken. Andere gebieden hebben speelzones, waar je wel van de paden mag. Informeer je!

Goede afspraken maken goede vrienden Een bospeter of –meter gevonden? Super! Let wel op, maak steeds goede afspraken.

Als je in het bos van een privé-eigenaar speelt, spreek dan steeds goed af wanneer je het bos in trekt. Vraag ook of er kwetsbare zones zijn die je best niet betreed of naar periodes in het jaar zijn waarop er kwetsbare soorten broeden of er gejaagd wordt.

Als de bospeter mee een activiteit begeleid, spreek dan de activiteit goed door, zodat de onderlinge taakverdeling duidelijk is en de bospeter weet wat van hem verwacht wordt. De kans is groot dat hij geen ervaring heeft in het begeleiden van grote groepen kinderen!

Nodig je bospeter ook eens uit op ouderdag of stuur een kaartje met leuke quotes van de leerlingen over het bos. Dat zal hij zeker appreciëren!

Hou je ten slotte steeds aan de algemene bosregels, zoals daar zijn:
  • pluk geen bloemen
  • hou het rustig
  • maak geen vuur
  • blijf op de paden (tenzij met toestemming van je bospeter of in speelzones)
  • betreed het bos niet na zonsondergang
  • vang geen dieren
  • neem je afval terug mee
Veel plezier ermee!
Leerplandoelen en eindtermen
In het huidige Vlaamse onderwijsbeleid is er veel aandacht voor de samenhang tussen de verschillende leerdomeinen, het belang van sociale vaardigheden en de ontwikkeling van jongeren met ‘burgerzin’ en een gezonde levensstijl.

Aangezien geïntegreerde en vakoverschrijdende bos- en natuureducatie het gedrag bij jongeren positief beïnvloedt, past dit leertraject duidelijk in dergelijk beleid.





Leerplandoelen Voor het ontwikkelen van dit leertraject hebben we ons voornamelijk gebaseerd op de leerplannen van het domein ‘wereldoriëntatie’1. Per activiteit worden de belangrijkste leerplandoelen aangegeven.

Aangezien we echter opteren voor ‘geïntegreerd leren’, hebben wij ook leerplandoelen van andere vakgebieden opgenomen. Op die manier kan de leerkracht zelf een pakket van activiteiten samenstellen om aan het eigen leerplan en de eigen wensen tegemoet te komen.



1Het leerplan van de verschillende onderwijsnetten werd geraadpleegd:
• Het leerplan wereldoriëntatie van OVSG
• Het leerplan wereldoriëntatie van het Katholiek Basisonderwijs
• Het leerplan wereldoriëntatie – GO! Van het Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.


Het project komt tegemoet aan verschillende eindtermen voor het lager onderwijs

Wereldoriëntatie
  • (1.1) gericht kunnen waarnemen met alle zintuigen en de waarnemingen op een systematische wijze kunnen noteren
  • (1.2) minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen kunnen toetsen aan een hypothese via een eenvoudig onderzoekje (onder begeleiding)
  • (1.4) kennen in hun omgeving twee verschillende biotopen en kunnen enkele hierin veel voorkomende organismen herkennen en benoemen (hier: het biotoop BOS)
  • (1.5) bij organismen kenmerken kunnen aangeven die illustreren dat ze aangepast zijn aan hun omgeving (hier: aanpassingen van bosdieren en bosplanten)
  • (1.6) kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van organismen beïnvloedt
  • (1.7) de wet van eten en gegeten worden kunnen illustreren a.d.h.v. minstens twee met elkaar verbonden voedselketens
  • (1.22) kunnen bij de verzorging van dieren en planten uit hun omgeving zelfstandig basishandelingen uitvoeren
  • (1.24) kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu;
  • (1.25) kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren dat aan milieuproblemen vaak tegengestelde belangen ten grondslag liggen
  • (1.26) tonen respect en zorg voor de natuur vanuit het besef dat de mens voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijk leefmilieu.
  • (2.13) kunnen een eenvoudige werktekening of handleiding stap voor stap uitvoeren
  • (3.7) ) De leerlingen hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden.
  • (4.3) kunnen met een zelf gekozen voorbeeld het nut en het belang aangeven van een collectieve voorziening, waarvoor de overheid zorg draagt.
  • (5.1) kunnen de tijd die ze nodig hebben voor een voor hen bekende bezigheid realistisch schatten
  • (5.8)Leerlingen kunnen aan de hand van een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor kinderen herkenbaar is, en die door de geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert.
  • (6.10) kunnen in een landschap gericht waarnemen en ze kunnen op een eenvoudige wijze onderzoeken waarom het er zo uitziet.
  • (7) De leerlingen kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.


Wiskunde
  • (2.1) kennen de belangrijkste grootheden en maateenheden met betrekking tot lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht (massa), tijd, snelheid, temperatuur en hoekgrootte en ze kunnen daarbij de relatie leggen tussen de grootheid en de maateenheid
  • (2.4) de functie van de begrippen ‘schaal’ en ‘gemiddelde’ aan de hand van concrete voorbeelden verwoorden
  • (3.7) zich ruimtelijk kunnen oriënteren op basis van plattegronden, kaarten, foto’s en gegevens over afstand en richting en zich mentaal in de ruimte verplaatsen en verwoorden wat ze dan zien


Nederlands
  • (4.4) een verslag kunnen schrijven van een gebeurtenis, een verhaal of een informatieve tekst (voor een gekend persoon)


Lichamelijke opvoeding
  • (1.23) op een aangepaste manier kunnen bewegen in de vrije natuur
  • (1.26) kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurig gedoseerd en ontspannen uitvoeren ( zaaien, boompje planten)


Leergebiedoverschrijdende eindtermen sociale vaardigheden
  • (1.3) De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders (zorg voor een zaailing)